NRC Handelsblad deed dinsdag op de voorpagina een moedige
poging uit te leggen dat premier Rutte en onze minister van
buitenlandse zaken Koenders het wel hebben opgenomen voor
Ebru Umar.
Deze Nederlandse columniste werd in Turkije gearresteerd omdat
ze zich de toorn van Erdogan op de hals had gehaald.
Als ik alle emoties en de verontwaardiging over deze kwestie
uitschakel denk ik onwillekeurig aan de woorden die Rutte en
Koenders in de beslotenheid van het torentje werkelijk tegen elkaar
gesproken zouden kunnen hebben.
Iemand noemde Umar, een leerling van Theo van Gogh, iemand
die van kwetsen haar beroep heeft gemaakt. Ik vermoed dat een
zwijgende meerderheid vindt dat iemand die zo haar geld verdient
– geen emotie geen verontwaardiging! – niet moet zeuren als je in een
leeuwenkooi stapt, de leeuw uitdaagt en vervolgens een kras
oploopt als de leeuw zijn klauw uit slaat.
Het lijkt mij dat onze bewindslieden tot die groep behoren maar
doen wat ze moeten doen: opkomen voor een bedreigde staatsburger.
Maar zou het zo kunnen zijn dat ze in de veilige omgeving van
een ministerskamer tegen elkaar hebben gezegd: had dat mens
in Turkije niet gewoon vakantie kunnen vieren en haar werk van
kwetsende columnist even los kunnen laten. Turkije is een prachtig
land waar je volop kunt genieten van een eeuwenoude cultuur.
Nu moeten die bewindslieden volop aan de bak om de immer
verontwaardigde oppositie tevreden te stellen. Doen
ze wel genoeg om Ebru Umar uit de leeuwenkooi te redden
waar ze vrijwillig in is gestapt? En zo ja, kunnen ze dat dan in een
minstens tien kantjes tellende kamerbrief uit de doeken doen?
Als Umar terugkeert in Nederland zullen de talkshowredacties zich
op haar storten als een troep leeuwen, die haar dit keer niet willen
verscheuren maar als een heldin door de arena willen leiden.
Redacties die er naar snakken met Umar zelf te spreken omdat
heel Nederland nu wel weet wat Fidan Ekiz er van vindt.
Misschien zullen ze premier Rutte of minister Koenders ook aan
tafel willen hebben. En dat die twee elkaar dan aankijken. “Wij
moeten naar Brussel”, hoor ik Rutte dan zeggen. En dat Koenders
dan zegt: “Naar Brussel? Vanavond? Och ja natuurlijk wij moeten
naar Brussel“. Hun woordvoerders bellen de redacties af.
Maar het kan ook heel anders toe gegaan zijn in de beslotenheid
van het torentje. We kunnen niet in de hoofden van ministers
kijken tot ze over dertig jaarhun memoires schrijven of een
filmmaker een gedramatiseerde versie maakt van de recente
gebeurtenissen.
Mits we op dat moment niet bezet zijn door Turkije, weet dan
niemand meer wie Ebru Umar was.