Voor wie als journalist is begonnen in een tijdperk dat de Remmington en de Bic de
belangrijkste werktuigen waren is het zaak steeds bij te scholen op technisch gebied.
Vooral toen internet op kwam en social media de dorpskroeg dreigde te overvleugelen
als bron waaraan de nieuwsgierige journalist zich kon laven, was het zaak een
andere levensstijl aan te nemen.
De dorpskroeg als informatiebron verdween in mijn perceptie om twee redenen.
De voornamelijk mannelijke journalisten werden naar huis geroepen door hun
geliefden die – zeer terecht – vonden dat de taken van opvoeding gedeeld moesten
worden. Het argument dat je wel naar de kroeg moest om je pagina’s vol te krijgen
hield geen stand. Iedereen zag dat je de informatie net zo makkelijk van internet kon halen.
Daar kwam nog bij dat bleek dat mensen in hun eentje achter de computer hun hart veel
gemakkelijker uitstortten dan in de kroeg. Daar duurde het toch vaak wel een paar uur en
een meter bier voordat iemand echt loslippig werd. Iemand die aan het eind van de avond
ook nog eens vond dat jij in ruil voor het verhaal de rekening maar moest betalen. Als je
geluk had kon je het bonnetje bij de administratie inleveren, maar vaak kon dat niet.
Journalistiek kostte in die tijd geld, daarom zagen de meeste journalisten er altijd shabby uit.
Voor mensen met een brandend geheim op de lippen was internet ook veel fijner. Ze
bereikten veel meer mensen dan alleen zo’n naar sigarettenrook stinkende journalist.
Belangrijker was nog dat ze zeker wisten dat hun verhaal de volgende ochtend niet werd
verhaspeld door zo’n stukkieschrijver met een kater.
Eén van de leukste cursussen die ik volgde was een cursus zoeken op internet, gegeven
door de vermaarde internetgoeroe Henk van Ess. Hij had een boek geschreven met als
titel “Stop met zoeken, begin met vinden”. Zo’n titel waarvan je zou willen dat je die
zelf had bedacht.
Toendertijd vond ik het al heel wat dat ik met een uitgekiende zoekterm in acht van de
tien gevallen vond wat ik zocht. Af en toe hielp ik iemand in mijn vriendenkring die op
de meest gekke websites terecht kwam als hij iets eenvoudigs zocht. Ik was de gevierde
Koning Eenoog in het land der blinden.
Inmiddels is er wel wat veranderd. Google is zo diep in ons leven doorgedrongen dat de
techgigant aan een half woord genoeg heeft om te weten wat we zoeken. Sterker nog
Google laat ons vaak al zien wat we nodig hebben voordat we dat zelf weten.
Deze week sprak ik met een bekende over van alles en nog wat. Hij vertelde dat hij was
wakker gehouden door een onregelmatige pieptoon. Telkens als hij de slaap probeerde
te vatten drong het geluid in zijn oor.
Na een onrustige nacht besloot hij de volgende dag op onderzoek uit te gaan. Dat deed
hij via internet.
“Maar welke zoekterm vulde je dan in?” vroeg ik beroepshalve.
“Piep in huis,” zei hij. Ik kwam niet meer bij van het lachen.
Nieuwsgierig als ik was heb ik later – toen hij weg was – toch even gekeken.
En verdomd: de eerste vermelding ging over een rookmelder. Laat dat nou het
probleem van mijn kennis geweest zijn.