Het is de week van Maarten Houben, de veelgeplaagde burgemeester van Nuenen,
een gemeente die vecht tegen fusie met Eindhoven. Hij is verbaasd dat rijksgeld
voor Brainport wel wordt gebruikt voor een skatehal in Eindhoven maar niet voor
het open houden van familie-zwemparadijs de Tongelreep, waar de hele regio van
profiteert.
Je kunt de bal terugkaatsen en vragen hoeveel gemeenten in Zuidoost-Brabant
spontaan de portemonnee hebben getrokken voor het noodlijdende Muziekcentrum
in Eindhoven, waar de hele regio van profiteert.
Je kunt ook de schouders ophalen en denken: het CDA van Houben heeft de
laatste jaren de neiging tot populisme-light en daar past zo’n nieuwjaarstoespraak in.
Maar eerlijk gezegd denk ik dat Houben zegt wat ik steeds meer mensen in mijn
eigen omgeving hoor zeggen: Eindhoven denkt vooral aan het behagen van expats
en buitenlandse studenten en te weinig aan “de gewone Eindhovenaar”, wie dat
dan ook moge zijn. Het beeld wordt versterkt door de verhalen dat expats dankzij
hun bovenmodale salarissen de huizenprijzen opdrijven.
Het is een eeuwenoud probleem van steden die uit hun voegen barsten dankzij
snelgroeiende bedrijven die schreeuwen om arbeidskrachten. Elke stad probeert
dan voorwaarden te scheppen om de arbeidskrachten die van ver komen binnenboord
te houden. Want werk schept ander werk waar iedereen van profiteert.
Hoe vind je het evenwicht tussen groepen mensen die schijnbaar op verschillende
manieren hun vrije tijd doorbrengen?
Eén ding is zeker: lokale politiek heeft geen invloed op de wereldeconomie. Die
kent z’n eigen wetten. Als het mis gaat en al die buitenlandse arbeidsnomaden
hun boeltje oppakken en naar een ander land verhuizen wat heb je dan over. Skaters?
Ik heb burgemeester Jorritsma van Eindhoven onlangs in het provinciehuis
horen klagen dat het zo moeizaam gaat met regionale samenwerking.
Misschien moet hij de nieuwjaarstoespraak van Houben nog eens nalezen
om te ontdekken waar de pijn zit.