Er is veel te doen over de “verengelsing” van onze taal. Onze universiteiten en
hogescholen geven veel onderwijs in het Engels. Dat schijnt een middel te zijn
om studenten uit het buitenland aan te trekken. Sommige mensen zijn van
mening dat het aantrekken van studenten uit verre landen slechts een
verdienmodelletje is dat niks te maken heeft met visie.

Columnist Paul Scheffer schreef deze week in de NRC dat volgens hem er
sprake is van halftaligheid: “(. . .) dan worden nieuwe generaties studenten
afgesneden van de taalgemeenschap die zo belangrijk is voor de democratie.
Wie studenten geen academische vorming geeft in de eigen taal, vervreemdt
de toekomstige bovenlaag van de samenleving.”

In mijn stadsie Eindhoven hoor je steeds meer Engels. Dat komt door de
expats die hier neerstrijken om te werken bij ASML, NXP of één van de vele
bedrijven op de Hightech Campus. Waar vroeger mensen klaagden over het
feit dat ze de buren in hun portiek niet meer konden verstaan omdat ze Turks
spraken, ken ik nu het fenomeen dat ik mijn woonomgeving mensen tegen
kom uit Japan, Italië, Frankrijk, Duitsland en Colombia. In tegenstelling tot
de mensen uit de oude portieken kunnen ze huurprijzen opbrengen die mijn
verstand als eenvoudige huizenbezitter met een mooie hypotheek ver te boven
gaan en ze spreken allemaal Engels zodat je er mee kunt communiceren.

Ze hebben ook allemaal al die twee woorden geleerd die wij elkaar toespreken
als we de lift verlaten: fijne avond. Het levert ook leuke verhalen op, zoals dat
van de blije Javier uit Colombia die de afgelopen vier jaar in New York
woonde. Hij kan er maar niet over uit dat hij zoveel woonruimte voor zo
weinig geld heeft kunnen vinden.

Sommige politici vinden dat al die aandacht van Eindhoven voor de expats
in schril contrast staat met de enorme financiële problemen waarmee de stad
kampt als gevolg van de tekorten op de zorguitgaven. Die zorg snap ik wel. Leg
maar eens uit dat de werkgelegenheid groeit voor mbo’ers die bij de
toeleveringsbedrijven werken van de multinationals die gedijen dankzij
expats, terwijl jouw oude moeder geen thuishulp meer krijgt omdat het niet
meer te betalen is.

Eén man in de stad heeft zich moeiteloos aangepast. Dat is Arnol Kox,
misschien wel de bekendste Eindhovenaar, hoewel de meeste mensen hem
kennen onder zijn bijnaam “Schreeuwjezus”. Arnol –  in een scootmobiel –
rijdt elke dag naar de binnenstad in een poging met zijn geschreeuw mensen
te bekeren tot het ware geloof. Winkeliers hebben hem liever niet voor hun
deur en daarom brengt Arnol een deel van zijn tijd door in de rechtbank om te
vechten voor een plekje tussen het winkelend publiek. Of omdat hij wél duiven
willen kunnen voeren. Of om zich te verdedigen tegen het feit dat hij volgens
justitie reclame maakt, waarvan hij overigens werd vrijgesproken.

Arnol schreeuwt zijn teksten tegenwoordig ook in het Engels. Hij volgt
tegenwoordig the lord and jesus in de hoop dat de buitenlandse studenten en
de expats ook hun pad gaan volgen. De nieuwe teksten zijn niet voor honderd
procent te verstaan, maar ja, dat waren de oude in onze moerstaal ook al niet.
Gelukkig heeft hij tekstborden.

 

, ,

Leave a comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *