Ze huilt
We rijden op de invalsweg van de stad. Stapvoets richting het grote kruispunt met
de verkeerslichten.
Achter mij rijdt een kleine auto bestuurd door een jonge vrouw. De zon speelt kiekeboe
met de schaduw van de bomen waar wij onderdoor rijden. Daarom zie ik door de
achteruitkijkspiegel in de voorruit van haar auto afwisselend donkere vlekken
van de hoge bomen en het gezicht van de vrouw. Het is een knappe jonge vrouw.
Stukje bij beetje zie ik dat het een klassieke schoonheid is en als haar zijwaartse
blik samenvalt met een streepje zon zie ik een prachtige kaaklijn. Het is moeilijk om
niet af en toe in de spiegel te kijken.
We rijden onder de bomen uit en de zon wordt een onbarmhartig spotlight op haar
gezicht. Ik zie dat ze een pruillip heeft. Ze huilt. In het zonlicht zie ik dat haar ogen en
wangen glinsteren. Ze veegt met haar handen door haar ogen. Daarna met de mouw
van haar jas over haar wangen.
Waarom zou ze huilen denk ik. Verlies van een dierbare? Een onverkwikkelijke ruzie?
Slechtnieuwsgesprek op het werk?
Ik zal het nooit weten. In mijn hoofd speelt Gespeegeld in de raam van Rowwen Hèze.
Het is bijzonder dat dat alleen in mijn hoofd speelt want regelmatig blaast dit nummer
de ramen uit mijn auto. Station Den Bosch, station Den Bosch, station Den Bosch kom
net op tied. Het verkeerslicht springt op groen en we lossen allemaal op in
de herfstmiddag.