Vocalies (405) Sly
(Door Marlies)
Ze is weer terug, uw verslaggeefster van de klassieke vocale muziek, Vocalies.
Een enerverende week was ik met gasten van Musico in Budapest. Vijf opera’s
hebben we gezien en ik zal u in deze contreien daarvan kond doen. Dan kunt u
meegenieten en ik nagenieten: allemaal blij, toch?
Ik begin meteen met voor mij de grootste verrassing: ‘Sly’ van Ermanno
Wolf-Ferrari.
We wisten niet goed wat we ermee aan moesten: zo’n onbekende opera op de
laatste avond van de week. Behalve de heenreis was de week perfect geweest
en je wilt ‘m dan ook goed afsluiten.
Sommige van mijn gasten kozen eieren voor hun geld: ze gingen de Donau op
voor een romantische avond varen… Ik moet u bekennen dat ook ik dacht: het
is dat ik moet, anders ging ik niet… eerlijk is eerlijk…
Met die gemengde gevoelens liep ik het Erkeltheater binnen… Ik kwam eruit
met tranen in de ogen… Wat een opera!
Sly begint als een komedie, maar ontwikkelt zich naar een zorgelijke tragedie.
De muziek heeft de echte Wolf Ferrari kenmerken van zijn Verismo-opera’s,
met ook een sterke verwijzing naar Offenbach’s ‘Les Contes d’Hoffmann’. De
verwijzing naar The Taming of the Shrew die in de aankondiging op de
website van het Erkeltheater stond, heb ik niet terug kunnen vinden.
De eerste acte is tamelijk vrolijk, met als hoogtepunt Sly’s aria over de
dansende beer, een thema dat door de opera heen een paar keer terug komt.
Af en toe denk je dat je naar een slechte operette zit te kijken; hoewel er
uitstekend geacteerd en gezongen werd, was er platte, dronken lol.
Ergens in de tweede acte kantelt het verhaal en het briljante is dat je dat niet
echt in de gaten hebt: ineens realiseer je je dat zich een onafwendbare tragedie
aan het ontrollen is.
Vooral Sly’s dramatische aria tegen het einde “No, io non sono un buffone”,
maakte veel indruk.
Heel kort de inhoud:
De dichter met alcoholproblemen Christophoro Sly zit in de Falcon Tavern in
Londen. Zijn liederen en dichtsels amuseren de andere drinkers in de kroeg.
Als de graaf van Westmoreland ziet dat zijn maîtresse Dolly bij de
bewonderaars staat, besluit hij een grap uit te halen.
Zijn bedienden brengen de lam-gezopen Sly naar het kasteel van de graaf,
verkleden hem (bewusteloos) in mooie kleren en maken hem – als hij bijkomt
– wijs dat hij de graaf is, eindelijk hersteld van een langdurige ziekte. Dolly
doet zich voor als zijn echtgenote. Nadat de verkleedpartij voorbij is en de
ware identiteiten weer onthuld, snijdt Sly zich – totaal van slag en vernederd
– de polsen door in de kelder. Dolly vindt hem daar, te laat. Ze hield echt van
hem…
Tenor László Boldizsár hield ons vanaf het eerste moment dat hij op het toneel
was in zijn greep. Hij is vanaf dat moment nauwelijks weg en dat maakt de rol
tot een loei-zware. Niet alleen voor de stem, ook voor zijn lijf: hij danste en
sprong, er werd met hem gesmeten en de draak gestoken en hij hield stand.
Fantastisch! Deze opera verdient het veel vaker opgevoerd te worden, maar
behalve Boldizsár, wie kan die rol zingen? Levensgevaarlijke rol.
De Donauvaarders hadden uiteindelijk de slechte keuze gemaakt… we hebben
geprobeerd het ze niet al te zeer in te wrijven.
In het filmpje twee korte fragmenten met José Carreras en Isabelle Kabatu, ze
dekken nauwelijks de lading van wat wij gezien hebben, maar er is niet veel
materiaal op YouTube voorhanden. Overigens staat deze versie wel in zijn
geheel op YouTube.