In het dorpje Zeelst komt een Islamitisch centrum. Zeelst is
gemeente Veldhoven. Volgens het Eindhovens Dagblad is de
stichting die het centrum wil oprichten omstreden. De club
staat al een tijdje op de radar van de NCTV.

De inwoners van het dorp houden hun hart vast, lees ik
in de krant. Ze gaan zich verzetten, hoewel de komst van de
ontmoetingsruimte volgens het bestemmingsplan is toegestaan.

Ik kan me de angst we voorstellen. Zodra ergens het
woord salafisme aan een organisatie gekoppeld wordt roept
dat beelden op van aanslagen. Zo is ons wereldbeeld vooral
sinds 9/11 nou eenmaal gevormd.

Wat ik in dit soort gevallen altijd interessant vind zijn de
argumenten die mensen gebruiken om iets in hun achtertuin
tegen te houden. In mijn journalistieke leven heb ik talloze
bezwaarmakers gesproken en bezwaarprocedures gevolgd.
Dat was een goede leerschool om te ontdekken hoe belangen
met elkaar kunnen botsen.

Als het gaat om de komst van dingen die publiek aantrekken
wordt vaak als eerste  het parkeerprobleem aangevoerd. Dat was
in Zeelst ook zo. In het eerste artikel met bezwaarmakers was
dat meteen een tegenargument. Onze hele openbare ruimte is
ingericht op de auto. Die moet ongehinderd kunnen rijden
en ‘s avonds voor de deur geparkeerd kunnen worden.

Dat is iets wat ik niet begrijp. Jarenlang heb ik aan de rand
van de binnenstad van Den Bosch gewoond en het gebeurde
vaak genoeg dat ik twee straten verder pas een parkeerplekken
vond. Dt hoort er bij, dacht ik altijd.

Behalve parkeren is er nog een constante in de
bezwarenprocedure: waardevermindering van huizen.
Ondanks het feit dat Nederland klein is vindt iedereen dat
hij recht heeft op ruimte.

Dan heb je ook nog de categorie creatieve bezwaren. Ik heb
het meegemaakt dat in een dorp waar ik werkte nieuwe huizen
zouden worden gebouwd. Dat gebeurde in de omgeving van
een woonwagenkamp. De woonwagenbewoners waren daar
fel op tegen. Dat vond ik al een beetje omgekeerd aan wat ik
gewend was. De bezwaarmakers vonden weinig gehoor. Op een
hoorzitting haalde een van hen het ultieme bezwaar uit de kast
toen hij tegen de wethouder zei: “U laat mensen toch niet
naast een woonwagenkamp wonen”.  Dat was de eerste keer
dat ik – en met mij de hele zaal – hard moest lachen tijdens
een bezwarenprocedure.

Iets soortgelijks lees ik in het zoveelste artikel over het
islamitisch centrum in het ED. Een van de bezwaarmakers vertelt
de journalist:

Dit is een uitgaansgebied, in het weekend zitten de terrassen
vol. Als bezoekers van het islamitisch centrum langs die
terrassen lopen, gaan mensen dingen roepen, zeker als ze al
wat gedronken hebben. En dat kan vervelend uitpakken.”

Ik vraag me nu af of ik indertijd ook met droge ogen het
argument van die woonwagenbewoner in mijn artikel heb
opgenomen. Ik ben bang van wel.

 

, ,

Leave a comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *