“Leerlingen in de eerste drie klassen van het vmbo hebben door de twee lockdowns
een achterstand in leesvaardigheid opgelopen”.

Zo’n zinnetje in een krantenartikel zegt mij niks. Als ik een kamer binnen kom
lopen en iemand zegt: je club staat achter, dan maakt het verschil of dat met
1-0  of 6-1 is. Dus ik wil weten wat die leerlingen hadden moeten kunnen lezen
en wat ze dus schijnbaar niet kunnen lezen.

Boven alles wil ik weten wat de consequenties voor het verdere leven van die
kinderen zijn. Ik weet bijvoorbeeld dat het gros van de journalisten dat is
afgestudeerd is aan het HBO-opleiding technisch een gemeenteraadsvoorstel
kan lezen, maar geen idee heeft wat de woordenbrij betekent. Ze hebben wel
allemaal een leuke baan omdat ze uitblinken in berichten die wel gelezen worden.

Op de middelbare school moest ik een stuk uit een boek lezen dat mij onder
de neus werd gestoken. Ik ben altijd een lezer geweest, dus daar draaide ik
mijn hand niet voor om. Ik las alleen slang terwijl ik slang had moeten lezen.
Mijn Engels was niet zo goed, wij keken vooral naar Duitse TV-zenders. Ik
ben desondanks in een vak gerold dat draait om lezen en taal.

Lezen doe ik nog steeds onafgebroken. Mijn grootste plezier is de ingewikkelde
humbug die wordt uitgebraakt door bestuurders en ambtenaren zo te vertalen
dat iedereen het begrijpt.

Ik word extra gelukkig als een ambtenaar, politicus of bestuurder zegt: je
hebt het wel heel simpel gemaakt. En dat ik dan vraag: maar is het nu dan
feitelijk onjuist en dat zo’n taalverkrachter dan zegt: ‘nee, dat niet, maar zo
zou ik het nooit hebben opgeschreven”.  Nee, denk ik dan, maar jij wilt je
indekken en ik wil mensen iets laten ontdekken.

Dus, die leerlingen hebben een leesachterstand. Dat blijkt uit de eerste
voortgangsrapportage van het Nationaal Programma Onderwijs.  Van een
nationaal programma onderwijs krijg ik al spontaan uitslag.

Het artikel over deze kwestie lezend kom ik woorden tegen als Nationaal
Cohort Onderzoek en Cito. Maar nergens staat wat die kinderen dan niet
kunnen lezen wat ze wel hadden moeten kunnen en waarvan het erg is dat
ze dat pas over een half jaar kunnen.

De vragen tijdens het lezen stapelen zich op en dan is een artikel niet goed,
heb ik in les twee van de cursus journalistiek geleerd..

Op driekwart van het artikel komt de realiteitszin voor de dag. Schoolleiders
in het voortgezet onderwijs maken zich meer zorgen over de motivatie, planning
en concentratie van hun leerlingen dan over de leerresultaten. Een groot deel
van het geld dat het Nationaal Programma had bestemd om de achterstand weg
te werken hebben de scholen gebruikt om het welbevinden van de
leerlingen te vergroten. Extra sportles en gesprekken op het gebied van
stress of depressie.

Wat ben ik blij dat de cohorten die met nationale programma’s brandschattend langs
de scholen trekken, zijn gestuit op standvastige  schoolleiders die zich het welbevinden
van de leerlingen aantrekken.

Leave a comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *