Er is in de media opwinding over de Nederlandse versie van het Nashville-document.
Ruim tweehonderd orthodoxe christenen veroordelen daarin LHTB’ers
die hun geaardheid uitdragen. Onder hen is SGP-voorman Kees van der Staaij.
Ik snap dat mensen verontwaardigd zijn over het document. Mij verbaast het
epistel niet. Na 17 jaar wonen en werken (als journalist) in Barneveld en
omgeving weet ik hoe er in kringen van orthodoxen wordt gedacht.
Nauwelijks dertig jaar geleden fulmineerde een gereformeerde bondspredikant
in zijn kerkblad tegen Rooms-katholieken omdat één van zijn jonge
gemeenteleden verkering had met een roems deerntje. In diezelfde tijd
weigerden mannenbroeders de hand te schudden van onze vrouwelijke predikant
met wie ik een regionale vergadering van hervormden bezocht.
Je kunt nu verontwaardigd doen (ik doe het zelf bij deze) maar je kunt het ook
anders benaderen. De meest verontwaardigden nemen het plotseling op voor
jongeren in orthodoxe kringen omdat zij door het document nog banger
worden om uit de kast te komen. Veel banger dan ze al hun leven lang zijn
kan niet.
Je kunt het ook zo zien: dankzij alle ophef die er nu is zien die jongeren dat wat in
de kringen van hun ouders wordt gepredikt voor het grootste deel van de
Nederlanders verwerpelijk is. Opeens krijgt de orthodoxe homoseksueel steun
uit onverwachte hoeken.
In de tweede plaats kun je je afvragen waarom juist nu het manifest wordt
geschreven. Ik hoorde een voorstander zeggen dat het een aanklacht tegen
hedonisme is. Je kunt het ook zo zien: er is zoveel aandacht voor LHTB’ers
dat een kleine groep mensen zich genoodzaakt ziet zoiets verwerpelijks als
het Nashville-manifest te tekenen.
Want laten we eerlijk zijn, het gaat natuurlijk om een hele kleine groep die
waarschijnlijk niet eens de hele eigen achterban vertegenwoordigt. En die
groep woont in een zo’n smal strookje Nederland dat we nooit de moeite
hebben genomen daar een Hollands woord voor te verzinnen en dat we nog
steeds bible belt noemen.