Voor de supermarkt stonden twee jongens, de puberteit net ontgroeid.  Ze
boden het winkelend publiek drie dagbladen aan. Vroeger zou dat ondenkbaar
zijn, kranten bestreden elkaar op leven en dood. Maar nu het merendeel van
de Nederlandse papieren informatievoorziening in handen is van een Belg
maakt het niet meer uit wat we lezen. Alle inkomsten vloeien in één
portemonee.

Ik sloeg het aanbod van de jongens beleefd af.

“Leest u geen krant”?  vroeg één van hen.

“Jawel”,  zei ik, “ik lees meerdere kranten per dag. En weet je wat het leuke is,
een deel daarvan lees ik beroepshalve, in de tijd en op kosten van de baas”.

“Hoe kan dat dan”? wilde hij weten.

Ik vertelde hem dat ik journalist ben en hij wilde weten of ik dan bij één van
de kranten werkte die hij aanbood. Ik vertelde hem dat ik bij Omroep Brabant
werk.

“Dat vind ik een goeie zender”,  zei hij meteen. “Daar kijk ik altijd naar”.

Ik was aangenaam verrast. Het TV-publiek is doorgaans al wat langer de
puberteit voorbij dan deze jongen. Ik vroeg hem wat hij zoal keek.

“Ik kijk altijd naar de carnavalsuitzendingen”,  zei hij enthousiast. Ik had het
kunnen weten. Vier dagen per jaar zijn wij carnavalszender en dan kijkt
iedereen die zijn ogen nog open kan houden naar onze zender.

“Ik speel zelf in een carnavalsbandje”, vertelde de jongen. “Wij doen ook altijd
de carnavalsmis. Ik vind het wel jammer dat Omroep Brabant die niet
uitzendt. Echt jammer, want dat is mooi”.

“Ik ga de baas vragen om volgend jaar ook de mis uit te zenden”,  zei ik.

Hoewel ik geen krantje had afgenomen liet ik toch een tevreden colporteur
achter.

Leave a comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *