(Door Marlies)

Het noemen van de naam Gijs Scholten van Aschat is het bruggetje naar mijn volgend
stokpaardje… de man praat namelijk zo mooi en er is tegenwoordig (ik begin een oude
mopperaarster te worden geloof ik…) zoveel lelijks aan spraak op tv.

Ik laaf mij aan Gijs, aan Pierre Bokma, aan Jo de Meyere, met zijn mooie Vlaamse
tongval, aan Bennie Jolink, met zijn mooie o’s en, aan Clairy Polak, Hanneke Groenteman,
aan de mevrouw die de reclames van Zeeman inspreekt (unbekannterweise…), aan
Herman van Zand en aan nog veel meer mensen, ook in andere talen dan het Nederlands
en ik kan me blauw ergeren aan…

Ach, ik ga geen namen noemen, te makkelijk scoren… en ik vind het ook niet erg
professioneel, Maar ik erger mij aan de dikke l-en, veel te scherpe g’s, de afwezigheid van
een fatsoenlijke r, geen onderscheid tussen f-en en v-en, s-en en zetten (woordgrapje!),
lettergrepen inslikken, soms hele woorden… aan hárde stemmen zonder diepgang, aan
foute terugverwijswoorden (een zelf bedachte term): ‘het meisje die…’ en… Pfoe het is
nogal wat, maar nu het deksel van de put is, pak ik maar effe door, dan hebben we dat
ook gehad en kan ik dit stokpaardje misschien eindelijk eens op stal zetten – ik erger me
vooral aan het aanmatigende gedrag van al deze wandelende spraakafwijkingen…

Zonder uitzondering moet ik me verantwoorden voor mijn zuidelijke tongval, die een
tongval is en geen accent en geen spraakafwijking en kan het gespuis dat onze taal verkracht,
maar uit de randstad komt, ongestoord zijn gang gaan, tmoesniemagge…

En begrijp me goed: ik kan vreselijk lachen om ‘’t Schaap met de 5 pooten’, om het plat
Utrechts van Tineke Schouten en om De Jantjes en om in vet Limburgs uitgesproken
Carnavals-tonpraters-stukkies, maar doe niet net alsof dat de maat der dingen is… Ik kan
hen imiteren, zij mij niet, want dan komt er een raar verbasterd soort Limburgs accent uit,
dat niemand recht doet, ook de Limburgers niet.

Mijn twee stokpaardjes hangen samen: het zal allemaal wel te maken hebben met ‘das
gewisse Etwas’ in een stem. Waarom krijg ik de griezels van Pavarotti en denk ik bij José
Carreras altijd dat hij het tegen mij heeft? Waarom tikken Jonas Kaufmann en Dmitri
Hvorostovski mij altijd ergens in mijn ziel aan en blijft een bijna perfect zanger als
Dietrich Fischer Dieskau hangen in mijn hoofd?

Waarom ga ik bij het horen van Maria Callas op zoek naar schoenen om mee te gooien
en vinden anderen dat haar klank nooit ge-evenaard is? Waarom werden sommige
dirigenten ibbel van mijn klankkleur en vonden anderen mijn timbre geweldig? Niet
uit te leggen en da’s maar goed ook, dan blijft er genoeg over om je over te verwonderen…

‘We benne op de wereld om mekaar te helpen niewaar’

 

Leave a comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *