(Door Ab Klaassens)

In het ziekenhuis deelde ik een kamer met een oude huisschilder wiens longen
waren vernield door de chemische troep die hij jarenlang had ingeademd: de
werkgevers hebben in Nederland nog steeds meer te zeggen dan de wetten die
werknemers moeten beschermen.

Tussen alle hoest- en rochelbuien in koesterde de man niettemin een humeur
voor alle dagen carnaval: hij nuttigde z’n ochtendpap alsof het z’n eerste pilsje
was na een nacht doorhalen aan de tap van zijn stamcafé in Bladel.

Aan zijn arbeid op talloze bouwsteigers overal in Nederland had hij veel vrienden
overgehouden: metselaars, timmerlieden en stukadoors; allemaal mannen met
harde stemmen, gelooid in de herrie van de bouwplaats. Hun bezoek vulde de
kamer tot in alle hoeken.

Toen een verpleegkundige was komen vragen of de patiënt al ontlasting had gehad
liet één van de kameraden weten dat er bij hem al dagen een jongen voor de poort
lag die je er zelfs met een boorhamer niet uit zou kunnen krijgen.

Waarop een andere bezoeker adviseerde de zuster om een klysma te vragen; “dan
spuit je binnen een paar minuten heel deze kamer bruin.’’

“Ho ho jongens”, riep ik, “ik zit te eten!”

“Geeft niks ouwe”, riepen de mannen, “daar hebben wij geen last van.”

  1. Laurent Bruning (reply)

    4 februari 2019 at 08:59

    Veel beterschap gewenst, Ab!

Leave a comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *