(Door Marlies)

Weet u wat het voordeel is van ouder worden…??? Dat je meer verleden hebt!
En dat dat verleden soms in een gesprek ineens om de hoek komt kijken, soms
om naar te spoken, maar soms ook om achteraf nog lang te glimlachen en
dingen in een ander perspectief te zien. Na meer dan twintig jaar doet het
deksel dat je toen op je neus kreeg geen pijn meer en een compliment blijkt
langer te blijven hangen.

Ik zat deze week in mijn hoedanigheid als (soort van) secretaresse met
beleidsambtenaren aan tafel. De sfeer was licht melancholiek: de werkgroep
die om mij heen zat genoot van een laatste diner samen: ze is namelijk
opgeheven, anders ingedeeld, niet meer in deze samenstelling bezig, de focus
is verlegd, de speerpunten veranderd, ze is niet meer geborgd (ieieieiek, die
term zou verboden moeten worden…). Kortom met alle ambtelijke termen op
een stokkie en het stokkie in het vuur: het is afgelopen met deze club. Ze
zullen elkaar in andere samenstellingen nog wel tegenkomen en
samenwerken, maar zoals we hier aan tafel zaten zal dat niet meer gebeuren…

Mijn buurvrouw bij het diner was ook een oud-collega: ergens in 1997 werkten
we samen voor dezelfde gemeente. Ik als eind dertiger die een professionele
zangcarrière in rook had zien opgaan en dus weer ‘gewoon’ aan het werk was
gegaan en zij als beginnend jurist, een stuk jonger nog, aan het begin van haar
loopbaan… We hadden het over ‘ken je die-en-die nog?’ en  ‘wat is er toch van
die-en-die geworden?’ toen ze me aankeek over de rundercarpaccio en zei: “ik
weet nog dat we als collega’s mee geweest zijn naar een concert dat jij in het
gemeentelijk cultureel centrum gaf, met een paar jongere zangcollega’s,
sjonge, wat was ik onder de indruk, zoiets had ik nog nooit gezien of
gehoord… zo’n stem… als ik op TV opera zag zapte ik altijd door, maar dit was
verpletterend…”

Ik kan u nauwelijks uitleggen wat een plezier haar compliment mij deed. Ter
plaatse kon ik het concert nauwelijks nog terughalen, maar later op de avond,
thuis op de bank, kwamen de flarden terug en zat ik nog met een glimlach,
niet van mijn gezicht af te béitelen. Ja, het was een mooi concert geweest…

Ik pak mijn plakboeken zelden van de boekenplank, eigenlijk bijna nooit. Dat
bleek ook uit de spinnenwebben die ik lostrok toen ik het juiste boek
probeerde te grijpen; in drie jaar hebben die beesten flink hun best gedaan…
Wanneer zou het nou toch geweest zijn, dat concert?

Het bleek december 1997 geweest. Meer dan twintig jaar geleden, de foto’s
hielpen, bijna alles van die middag kwam terug. Ook de minder leuke dingen:
de sfeer binnen het adhoc opgerichte gezelschap was in de kleedkamers al niet
goed geweest en de recensie, die – laat ik het tactisch proberen weer te geven
– voor mij ietskes beter uitpakte dan voor de heren tenoren, kwam als een
boemerang terug: ik zou de recensent gekend en beïnvloed hebben, er vielen
harde woorden, het clubke klapte uiteen. Ik leerde toen weer een harde les:
het vak is ook binnen de amateurkringen keihard en niet altijd rechtvaardig –
ik heb namelijk een verdomd goed concert gezongen, toen – en een staande
ovatie krijgen heeft ook een keerzijde.

Het duurde tot in 2011 voor ik definitief besloot dat al die negatieve zaken de
positieve teveel overschaduwden, dat mijn faalangst me nog eens zou
vernietigen als ik niet uitkeek en dus: te stoppen met actief solo-zingen. Het is
een strijd geweest, maar zo’n ‘postuum’ compliment na meer dan 20 jaar is
een geweldige pleister op de wonde… die inmiddels trouwens goed genezen is!

De recensent had het over een ovationele reactie op mijn ‘Pace, pace, mio dio’
uit Verdi’s ‘La forza del destino’ en die doe ik mezelf dus hieronder effe
cadeau… Ik zal u lichtjes beschrijven wat er door je heen gaat als je zo’n aria
zingt, dan is het niet voor niks dat na meer dan twintig jaar het spiergevoel
nog precies terugkomt, ’s avonds op de bank.

Er zijn op YouTube talloze prachtige versies te vinden. Ik koos deze, omdat
James Levine (‘Jimmy’ voor intimi) dirigeert en ik moest glimlachen hoe hij
met een ‘opslag’ meteen het tempo haarfijn voor het orkest vastlegt. Hoezo, 4
tellen vooraf?

Bij het chromatische loopje naar beneden aan het begin leer ik nu nog dat het
geen ruk uitmaakt in welk tempo je de noten als sopraan doet, als je maar
zuiver uitkomt en ongeveer gelijk met het orkest… sopranen vrijheid…

En die prachtige lange Verdi-lijnen , die volkomen organisch komen, als je een
Verdi-zangeres met een fatsoenlijke ademtechniek bent. Gek genoeg lukte het
me bij Mozart nooit om zo’n lijn zonder bij-ademen te zingen en bij Verdi
altijd…

Die mooie pianissimo-noot halverwege? Goed afzetten op je middenrif, hem
dan los laten zweven ergens achter je neus en hem als een parachuterende
boompieper laten landen vóór je op het toneel…

En na het tussenspel op tijd inzetten als er geen Jimmy Levine is om het je
aan te geven?  Gewoon banaal tellen: dat is één… dat is twéé, dat is drie…. Als
je bij tien bent komt de tekst: ‘Misero pane…’ tel maar na! Ik had destijds
trouwens een geweldige pianist (wél vriend gebleven!), die subtiel wachtte tot
ik tot tien geteld had… de meeste sopranen kunnen immers maar tot vier
tellen (grapje, dames, grapje!)

En haal vooral adem vóór de laatste ‘Maledizion!’, die hoge bes staat volgens
mij maar als kwartnoot genoteerd, maar ach, als-ie erop zit voor veel en veel
langer: doen!

 

 

Leave a comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *