(Door Ab Klaassens)

Op 25 januari vierde mijn vader zijn verjaardag; liever gezegd: de familie
vierde de verjaardag van mijn vader want hijzelf vond verjaardag vieren
flauwekul.

Maar elk jaar sloeg hij zich manmoedig door de gebeurtenis heen, mede
getroost door de  dozen sigaren en flessen jenever die de ooms en tantes,
neven en nichten, alsmede naaste buren kwamen aandragen.

(Veertien dagen later vierde mijn moeder haar verjaardag, samen met
dezelfde ooms en tantes, neven en nichten en naaste buren. Zij werd
getrakteerd op nuttig gereedschap voor het huishouden).

De beide verjaardagvieringen werden, jaar in jaar uit, gevierd volgens
hetzelfde ritueel. In de namiddag bracht een medewerker van een
banketbakker een houten doos met gebakjes. Om acht uur serveerde mijn
moeder koffie met het gebak en om half negen volgde nog een rondje koffie
met een koekje.

Tijd voor de alcoholica
Daarna was het tijd voor de alcoholica: zelf gemaakte advocaat voor de
vrouwen en jenever voor de mannen. Dat was ook het tijdstip waarop tante
Dien (gitaar) en ome Jan (mandoline) hun instrumenten in stelling brachten
voor  de begeleiding van samenzang in een kring. Dat gebeurde dan met
stimulerende voorzang van oom Henry die ooit, verkleed als matroos, in een
koor van een revue met Snip en Snap had mee gezongen. Soms begon hij aan
een lied dat niemand kende, maar de visite liet hem vol begrip zijn a capella
voltooien, beseffend dat ook een miskend talent gehoor verdient.

Na het tweede rondje alcoholica werd de sfeer zo uitbundig  dat tante Dien
haar repertoire van gewaagde liedjes durfde aanspreken. Dat ging dan
bijvoorbeeld over een boer uit Lutjebroek: ”…ging graag bij dames op bezoek,
hield veel van jool en pret, ging nooit alleen naar bed…”.

‘Denk om de kinderen’
Dat was moment waarop mijn moeder ‘denk om de kinderen’ begon te roepen.
Mijn zus – ruim twee jaar jonger dan ik – zat dan met rode konen tussen de
tantes en ik zat, alle ouderen minachtend, verstopt in een hoekje boeken te
lezen die ik nog niet begreep.

Als we naar bed waren gedirigeerd bleven we oorgetuige van het feest en
minachtte ik de grote mensen nog meer om hun wezenloos gelul dan ik eerder
al deed en nu weer doe bij het gelul van jongeren op radio, TV en in het
parlement. Net als mijn moeder roep ik: “Denk om de kinderen.”

Maar ze willen mij niet horen.

 

Leave a comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *